Chantez ce que vous pensez
Chantez ce que vous pensez,
Monstrant joyeuse maniere.
Ne la vendez pas si chiere,
Trop en vis la despensez.
Or sus, tost vous avancez,
Laissez coustume estrangiere.
Chantez ce que vous pensez,
Monstrant joyeuse maniere.
Tous noz menuz pourpensez
Descouvrons, à lye chiere,
L’un à l’autre, sans priere;
J’acheveray, commencez.
Chantez ce que vous pensez.
Zing maar zonder aarzeling
Zing maar zonder aarzeling,
toon je vreugde in je zinnen,
hou maar geen gedachte binnen,
geef ons je betovering.
Sta nu op, treed in de kring,
laat verlegenheid niet winnen,
zing maar zonder aarzeling,
toon je vreugde in je zinnen.
In dit vrolijke geding
zullen we elk een lied verzinnen.
Ik hou op, jij mag beginnen,
zeg ons hoe het jou verging,
zing maar zonder aarzeling.
Charles d’Orléans
Weinig mensen hebben zo’n turbulent, zelfs tragisch leven geleid als prins Charles d’Orléans (1391-1465). En toch heeft hij de eeuwen overleefd door zijn beminnelijke, van wijsheid getuigende poëzie. Hij werd geboren tijdens de Honderdjarige Oorlog die in die eeuw woedde tussen Frankrijk en Engeland. Tegelijkertijd werd zijn vaderland verscheurd door de burgeroorlog van de Armagnacs tegen de Bourguignons. Hij heeft de ellende van de vijftiende eeuw aan den lijve ondervonden.
Charles d’Orléans werd in Parijs geboren als de oudste zoon van Lodewijk van Orléans en diens echtgenote Valentine van Milaan. Het noodlot wilde dat Frankrijk in die tijd werd geregeerd door een krankzinnige koning. In feite werd om de macht gestreden door zijn neef Jan zonder Vrees, de hertog van Bourgondië, en zijn broer Lodewijk van Orléans, de vader van Charles. Huurlingen van beide partijen trokken jarenlang plunderend en verwoestend door het land.
Charles’ vader werd in 1407 vermoord in de Rue Barbette, vermoedelijk met medeweten van de Bourgondische hertog. Zijn moeder bezweek een jaar later aan haar verdriet.
In 1411 vroeg Jan zonder Vrees om Engelse hulp tegen de Armagnacs. Op 25 oktober 1415 zegevierden de Engelsen bij Azincourt. Na de slag vonden zij op het slagveld onder een stapel lijken het gewonde lichaam van Charles d’Orléans. Zo raakte hij in krijgsgevangenschap. Hij was toen 24 jaar. Hij zou 25 jaar lang van de ene gevangenis naar de andere worden gesleept. De jaren in Engeland werden getekend door een aaneenschakeling van vernederingen.
Aanvankelijk was hij opgesloten in het kasteel Windsor, later in 1422 in het kasteel van Bolling-broke, in 1430 in Londen. Men sleepte hem van de ene cipier naar de andere en niet altijd werd hij met eerbied en respect behandeld. Het was in die periode dat hij het gerucht van zijn dood weers-prak met een ballade waarin hij dichtte:
Je hoeft voor mij geen zwart te dragen,
laat je maar grijze kleding geven,
zichtbaar voor ieder deze dagen:
nog altijd is de muis in leven.
In 1440 mocht hij eindelijk naar zijn vaderland terugkeren. Het medelijden van de hertogin van Bourgondië had hem bevrijd. Hij kon zijn neef, hertog Filips van Bourgondië, in de armen sluiten. De vrede tussen de Armagnacs en de Bourguignons was definitief getekend. Nog datzelfde jaar trouwde Charles d’Orléans met Marie van Kleef, een nicht van Filips. Een nieuwe fase in zijn leven begon. Hij trok zich terug op zijn kasteel te Blois. Hij was weliswaar berooid met als enig kostbaar bezit zijn boekerij, maar hij omringde zich met literaire vrienden en genoot met volle teugen van het leven. Hij maakte niet alleen gedichten, maar schiep ook dichters.
Aan het einde van zijn leven heeft Charles d’Orléans zich nog eenmaal gewaagd aan een politiek avontuur. Toen koning Lodewijk XI in 1464 de hertog van Bretagne brutaalweg van zijn hertogdom beroofde, liet de oude dichter zich in de Statenvergadering in Tours verleiden tot een weerwoord. Zijn leeftijd gaf hem wel enig recht van spreken, dacht hij, maar de koning ontstak in woede en verpletterde hem met scheldwoorden en beledigingen. De prins zag zich genoodzaakt Tours te ontvluchten. Na zijn aankomst in Amboise overleed hij op 4 januari 1465.
DE AUTEUR VAN DE DICHTBUNDEL
Fred van Enske (1925 – 2017) debuteerde 65 jaar geleden tijdens de Hongerwinter in het clandestiene tijdschrift Zaans Groen. Hoewel hij sindsdien nog maar zelden publiceerde, een enkele bijdrage aan De Tweede Ronde uitgezonderd, is hij zijn hele leven blijven dichten, de laatste jaren vooral als vertaler van Engelse en Franse poëzie.
Uit zijn opgebouwde schatkamer verschenen diverse bundels met vertalingen van gedichten, balladen en rondelen. Bovenstaande van Charles d’Orléans verscheen in de bundel De weemoedige prins.