In autumn moonlight
In autumn moonlight, when the white air wan
Is fragrant in the wake of summer hence,
’Tis sweet to sit entranced, and muse thereon
In melancholy and godlike indolence:
When the proud spirit, lull’d by mortal prime
To fond pretence of immortality,
Vieweth all moments from the birth of time,
All things whate’er have been or yet shall be.
And like the garden, where the year is spent,
The ruin of old life is full of yearning,
Mingling poetic rapture of lament
With flowers and sunshine of spring’s sure returning;
Only in visions of the white air wan
By godlike fancy seized and dwelt upon.
In najaars maanlicht
In najaars maanlicht als de bleke lucht
nog nageurt van voorbije zomertijd,
mijmer je wat, verrukt, en raakt een zucht
van weemoed in je goddelijk nietsdoen kwijt;
wanneer de trotse geest, in slaap gewiegd
door de pretentie van onsterflijkheid,
de wereld overziet en vrijuit vliegt
langs al wat was en komt in later tijd.
Als in de tuin, waarin het jaar vergaat,
het leven stervend vol verlangen staat
en ’t klagen van de dichter zich vermengt
met weten dat de zon weer lente brengt,
alleen in dromen van de bleke lucht
verneem je en bewaar je dit gerucht.
ROBERT BRIDGES (1844–1930)
Engelse dichter, toneel- en prozaschrijver. Vanaf 1913 was hij de Britse Poet Laureate.
https://www.poetryfoundation.org/poets/robert-bridges