Par les couchants sereins et calmes, les mouettes
Vont mêlant sur la mer leur vol entrecroisé:
Tels les gris souvenirs pleins de douceurs secrètes
Voltigent dans un cœur souffrant, mais apaisé.
L’une dans les clartés rouges et violettes
Dort, ou languissamment fend le ciel embrasé;
Une autre, comme un trait, plonge aux ondes muettes
Ou se suspend au flat lentement balancé.
Nul oiseau vagabond n’a de plus longues ailes,
De plus libres destins, ni d’amours plus fidèles
Pour le pars des flots noirs, cuivrés, bleus ou verts.
Et j’aime leurs ébats, car les mouettes grises
Que berce la marée et qu’enivrent les brises
Sont les grands papillons qui butinent les mets.
De meeuwen
Boven de kalme zee in ’t westen gaan de meeuwen,
waar vliegend zij steeds andere patronen weven;
zo zullen zacht en grijs herinneringen sneeuwen
in een geslagen hart en het weer vrede geven.
Eén zit in ’t rood van de ondergaande zon te geeuwen
en slaapt, of blijft in vuren luchten langzaam zweven.
Een ander hoor je boven zwijgend water schreeuwen,
duikt onder als een pijl of wordt kalm voortgedreven.
Geen vogel die met zulke brede vleugels vliegt,
met zoveel vrijheid en zo trouw op winden wiegt
boven de golven, koperkleurig, blauw en groen.
Ik hou van dat gestoei, want grijze meeuwen doen
de winden waaien, gaan met de getijden mee
als grote vlinders boven bloemen van de zee.
Uit: Van Parijs naar de Parnassus – Franse sonnetten uit de negentiende eeuw
verzameld, vertaald en ingeleid door Fred van Enske
https://www.bol.com/nl/p/van-parijs-naar-de-parnassus/9200000001047211/